Gaan we ooit, achter de metafoor van de harmonie, de verleiding van de romantische taal en de sprookjesachtige verhaallijnen, de mens Rachmaninov zelf in zijn muziek kunnen horen?
Weinig mensen weten dit maar de jonge Sergei Rachmaninov was een ongelooflijk begaafde, maar ook gepatenteerd luie en ongedisciplineerde losbol die aanvankelijk in grote weelde opgroeide in een gezin met zes kinderen. Zijn mama, Lyubov Petrovna Butakova, was de dochter van een steenrijke generaal die, bij wijze van bruidsschat, zijn dochter bij haar huwelijk zo’n vijf landerijen had kunnen meegeven. Daar bleef na vijftien jaar huwelijk zo goed als niets van over omdat de papa van het gezin, Vasily Arkadyevich, allesbehalve een goede huisvader was die eigenlijk vooral uitblonk in het geven van een slecht voorbeeld aan zijn kinderen. Sergej noemde zijn vader later een “nietsnut, een obsessief gokker, een pathologische leugenaar en een rokkenjager”. Toen hij 10 jaar werd, was het familiefortuin bijna helemaal op, leefde het gezin in een klein appartementje in Sint-Petersburg en stierf Sergeis jongste zusje Sofia aan difterie. Allemaal de schuld van papa die prompt aan de deur werd gezet en alleen in Moskou ging wonen.
Tegelijkertijd werd Sergei toegelaten tot het conservatorium van Sint-Petersburg waar hij zo goed als niets terecht bracht van de ontwikkeling van zijn indrukwekkende, muzikale talent. Toen hij met uitsluiting werd bedreigd, nam mama maatregelen en stuurde haar zoon naar het conservatorium in Moskou. Daar werd de 12-jarige jongen ondergebracht bij Nikolai Zverev, een pianodocent van de hardste lijn, die er een erezaak van maakte om er bij zijn leerlingen-kostgangers de studiediscipline regelrecht in te hameren. Zelfs componeren vond ie voor een pianist pur sang zonder meer tijdverlies. Kan je nagaan.
Waarom ik u dat allemaal vertel?
Wel, vanaf die jaren wordt Sergei Rachmaninov een musicus en pianist die probleemloos een immens romantische interpretatie en dito scheppingskracht kan paren aan een ronduit stoïcijns en immer afstandelijke rust uitstralend voorkomen net alsof alle zieleroerselen in zijn of andermans composities hem niet persoonlijk raken. Sterker nog, net alsof de storm van het leven zelf aan zijn diepste “ik” voorbijgaat. Je zou ergens verwachten dat er een dubbele bodem moet zijn en dat er, net als bij van Beethoven, Moussorgsky, Tchaikovski of Mahler onvermijdelijk voldoende trauma aanwezig is om zijn muziek te dooraderen maar blijkbaar is dat niet zo.
Vanaf zijn opus 1, het eerste pianoconcerto, tot aan zijn bijna laatste compositie, de derde symfonie, hoor je overweldigend mooie verhalen die over van alles en iedereen gaan, behalve dan over Rachmaninov zelf. We worden als luisteraar meegesleept door een melodie die zich vanuit een kernmotief ontwikkelt en ons steevast vanuit een toverachtig prachtige harmonische bedding tegemoet zingt. En dat alles in een stijl die tijdens Rachmaninovs leven nauwelijks evolueert en trouw blijft aan het muzikale dogma van de romantische esthetiek.
Is dat het dubbele in de Russische ziel: enerzijds de getormenteerde tragiek van Dostojewski, anderzijds het afstandelijke realisme van Tolstoi; de destructieve wanhoop in het talent van Moussorgsky tegenover de epische observaties van gebeurtenissen in het leven-van-anderen in de muziek van Rimski-Korsakov en Rachmaninov?
Gaan we ooit, achter de metafoor van de harmonie, de verleiding van de romantische taal en de sprookjesachtige verhaallijnen, de mens Rachmaninov zelf in zijn muziek kunnen horen? Zoals Bach en Mozart ons dat voorrecht uiteindelijk hebben gegund.
Misschien lukt het u en mij als we op 5 april komen luisteren.
Wat een ontdekking zal dat worden!