Lichtvoetig en verfijnd verzet
Op 10 augustus 1787 pende Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) de volgende notitie neer in zijn persoonlijke logboek: "Eine kleine Nachtmusik, bestaande uit een allegro, een menuet en trio, een romance, een menuet en trio, en een finale. Voor twee violen, altviool en bas-instrumenten.” Met deze aantekening verwees hij dn Serenade nr.13 voor strijkers in sol groot, KV 525, een kamermuziekwerk dat bij het grote publiek bekend staat onder de titel ‘Een kleine Nachtmuziek’. Maar de vertaling ‘een kleine serenade’ is juister en accurater. De term ‘Nachtmusik’ die Mozart gebruikte, verwijst namelijk naar het oorspronkelijke gebruik van een serenade: muziek die in de late avond gespeeld werd om de adel te amuseren of een geliefde te behagen. In de achttiende eeuw groeide dit uit tot een geliefd kamermuziekgenre dat als entertainment diende tijdens tal van sociale aangelegenheden, vaak in opdracht van een mecenas. Het werd ook vaak in openlucht – in parken of tuinen – en al stappend uitgevoerd, en werd daarom ook eerder voor blaasinstrumenten geschreven. Mozart voorzag voor deze serenade echter een kleine strijkersbezetting van twee violen, altviool, cello en contrabas, al wordt het tegenwoordig vaak door een strijkorkest uitgevoerd.
Waarom of voor wie Mozart zijn Serenade nr.13 voor strijkers componeerde, is onduidelijk. Nergens maakte hij melding van een commissie-opdracht of eerste uitvoering. Het werk werd bijna veertig jaar na zijn dood gepubliceerd, nadat zijn vrouw de partituur in 1799 als onderdeel van een grote bundel van zijn muziek aan een uitgever had verkocht. Een andere onbekende factor aan dit werk is de verloren gewaande tweede beweging ‘Menuet en trio’, waardoor slechts vier delen zijn overgeleverd. In plaats van de gebruikelijke vijf of meer delen, volgt deze serenade dus het patroon van een klassieke symfonie: een allegro in sonatevorm, gevolgd door een lyrische en trage romance, dan een menuet, en tot slot een vrolijke finale in rondovorm.
De melodieën van een serenade liggen meestal goed in het oor. Dat is zeker het geval voor Mozarts ‘Kleine Nachtmusik’, waar de ene oorwurm op de andere volgt. Het is vandaag dan ook één van de meest populaire werken van de componist. Maar meer dan lichtvoetig verzet, is het een verfijnd kamermuziekwerk. Wolfgang Hildesheimer, die in 1977 een biografie over Mozart uitbracht, vatte het mooi samen: “Ook al horen we het op iedere straathoek, de hoogstaande kwaliteit ervan is onbetwist, het is een gelegenheidswerk van een lichte maar vrolijke pen.”