Haydns Die sieben letzten Worte unseres Erlösers am Kreuze ging in première op een symbolische plek: de in de bergen uitgehouwen gewijde grot Santa Cueva. Haydn zette voor het gebeuren een intieme en haast meditatieve compositie neer, die de laatste woorden van Christus aan het kruis op een aangrijpende manier reflecteert. Het werk maakte zoveel indruk, dat het al snel over heel Europa uitgevoerd.
Een van Haydns meest bijzondere strijkkwartetten zag aanvankelijk het licht als het religieuze orkestwerk Die sieben letzten Worte unseres Erlösers am Kreuze. In 1786 ontving Haydn de opdracht van een Spaanse kannunik om de zeven laatste woorden van Christus aan het kruis te voorzien van een muzikale commentaar. Het werk was bedoeld om uit te voeren tijdens de paasviering op Goede Vrijdag in de volledig verduisterde kathedraal van Cadiz, waarbij de muziek zou uitnodigen tot bezinning bij de voorafgaande preek van de bisschop. Geen eenvoudige opdracht, zo beschreef Haydn in 1801 in de inleiding bij de oratoriumuitgave van het werk: “De moeilijkheid lag natuurlijk in het uitschrijven van zeven opeenvolgende adagio’s, elk ongeveer tien minuten lang, die de aandacht van de luisteraar niet zouden vermoeien.”
Om er voldoende variatie in te houden, voorzag Haydn elk van de zeven muzikale meditaties van een eigen hoofdmelodie, die hij baseerde op het tekstritme van de voorafgaande Latijnse aanvangswoorden. Ook zette hij het karakter van elk deel in de verf door telkens tussen een mineur en majeurtoonaard te wisselen. Het geheel voorzag hij van een plechtige en extreem trage proloog en een krachtig slot. Dat laatste, getiteld Il terremoto – verwijzend naar de aardbeving nadat Christus aan het kruis stierf – eindigt in een luid ‘con tutta la forza’, als om het publiek uit zijn trance wakker te schudden.
Na de première op 26 maart 1787 werd het werk zo goed ontvangen, dat het niet veel later in heel Europa te horen was. Haydn herwerkte het origineel nog datzelfde jaar voor strijkkwartet. Ook de pianotranscriptie dateert van 1787. Ze is niet van Haydns hand, maar genoot wel zijn goedkeuring. Tijdens zijn laatste reis van Londen naar Wenen was Haydn in Passau getuige van een uitvoering van zijn compositie in een bezetting voor orkest, koor en solisten. De extra partijen waren neergeschreven door de plaatselijke kapelmeester Joseph Friebert. Haydn was onder de indruk, maar meende betere zanglijnen te kunnen schrijven. Bij zijn terugkeer ging hij meteen aan het werk, bijgestaan door Baron von Swieten, die later ook de tekst voorzag voor Die Schöpfung en Die Jahreszeiten.
Hoewel de oratoriumversie al snel populairder werd dan de instrumentale vertolking, blijft de originele versie het meest trouw aan het rituele karakter ervan. Of zoals Haydn op 8 april 1787 in een brief aan zijn Londense uitgever William Forster verwoordde: “Elke sonate, of beter gezegd, elke zetting van de tekst, wordt enkel en alleen uitgedrukt door instrumentale muziek, maar op zo'n manier dat ze de meest diepgaande indruk maakt op zelfs de meest onervaren luisteraar."
geschreven door Aurélie Walschaert