Als voorvechter van de authentieke Franse kunstmuziek schuwde Camille Saint-Saëns elke invloed van de Duitse romantische componisten en huiverde hij van de moderne uitspattingen van tijdgenoten als Debussy en Stravinsky. Het leverde hem niet bepaald een populair imago op. Tot vandaag wordt Saint-Saëns maar al te vaak als een oubollige conservatieveling afgeschilderd. Toch wist hij de klassieke genres op een heel unieke, zelfs vooruitstrevende manier in te vullen. Zo is zijn Tweede Pianoconcerto allesbehalve conventioneel.
Saint-Saëns was wat je noemt een wonderkind. Zijn lijst met talenten is dan ook lang: naast componist en dirigent was hij onder andere ook pianist, organist, toneelschrijver, criticus en natuurkundige. Hij vond zelfs de tijd om enkele reisverhalen te schrijven. Daarnaast stond hij er ook om bekend snel te componeren, iets wat hem goed van pas kwam toen de befaamde Russische pianist en dirigent Anton Rubinstein – ook een goede vriend van Saint-Saëns – in 1868 naar de Franse hoofdstad kwam voor een reeks van acht concerten onder de leiding van Saint-Saëns zelf. Net voor het beëindigen van die tournee besloot Rubinstein prompt om zelf zijn Parijse debuut als dirigent te maken, mét Saint-Saëns als solist. De eerstvolgende vrije datum voor een concert in de Salle Pleyel was drie weken later. Saint-Saëns zette zich aan het componeren en leverde 17 dagen later zijn Tweede Pianoconcerto af. Veel tijd om te repeteren bleef er niet over. Saint-Saëns was dan ook niet tevreden over de première op 13 mei 1868.
Toch groeide het Pianoconcerto in sol klein uit tot één van Saint-Saëns’ meest populaire en vaakst gespeelde werken. Het werk is opgevat als een ‘symfonisch concerto’, met een dramatische rol voor de solist. Dat wordt meteen duidelijk in het eerste deel, waarin Saint-Saëns verrast met een trage, vrije passage voor solo piano waarin Bach niet ver weg lijkt. Vermoedelijk is dit gedeelte ontstaan tijdens een improvisatie aan het orgel – Saint-Saëns was een begenadigd organist en genoot grote bewondering van onder andere Liszt. Met dit trage eerste deel wijzigde Saint-Saëns de traditionele volgorde van het concerto van snel-langzaam-snel naar langzaam-snel-snel. Het tweede virtuoze deel – favoriet van het publiek tijdens de première – en de wervelende tarantella in de finale vormen een ware uitdaging voor de concertpianist.