In 2020 is het de 250ste verjaardag van de geboorte van Ludwig van Beethoven. En dat viert Flagey met een extra large editie van de Flagey Piano Days. Het hele festival lang is zijn oeuvre een constante in het programma. Zo staan alle vijf pianoconcerten centraal tijdens drie concertavonden van Boris Giltburg samen met Brussels Philharmonic, en brengen cellist Gautier Capuçon en pianist Frank Braley Beethovens integrale cellosonates. Grote namen en jonge talenten wisselen elkaar af met concerten geïnspireerd door deze grote componist. Laat je tussendoor onderdompelen in de festivalsfeer dankzij een masterclass, een tentoonstelling met piano’s uit de tijd van Beethoven, activiteiten voor de allerjongsten, een piano bar en lezingen.
Wat een man was hij toch, die Ludwig van Beethoven. Als persoon moet hij opvliegend en bijzonder ongeduldig geweest zijn tegenover zijn naasten. Hij moet onhebbelijke gewoontes gehad hebben waarbij hij zich na het componeren overgoot met koud water in zijn kamer, zonder zich er iets van aan te trekken dat het water bij zijn onderburen binnenliep. Zijn kennissen en vrienden omschreven hem ook nog eens als argwanend en bijgelovig. Maar deze ergernissen weren hem vergeven. Want ze waren trots dat ze het leven van de toen al bekende componist van nabij konden meemaken.
Dat hij het zijn omgeving niet gemakkelijk maakte, dat wist hij maar al te goed. De beschrijvingen over zijn moeilijke karakter dateren vooral vanaf zijn 26ste toen zijn gehoor geleidelijk aan achteruit ging. Beethoven probeerde aanvankelijk zijn ziekte geheim te houden. Tot op zijn tweeëndertigste: “O jullie mensen, die mij voor vijandig, nors en mensenhatend houden, jullie hebben het mis! Jullie kennen de geheime oorzaak er niet van. Mijn hart en ziel waren van jongs af aan geopend voor het zachte gevoel van welwillendheid en ik voelde mij altijd gedreven tot grootse daden”.
Het zijn de openingszinnen van Beethovens Heiligenstädter Testament, de brief die hij in 1802 richtte aan zijn broers Caspar Karl en Johann waarin hij eindelijk zijn doofheid toegaf. “Sinds zes jaar bevind ik mij in een heilloze toestand. Onverstandige geneesheren maakten de ziekte erger, en elk jaar opnieuw verminderde de hoop op beterschap. Het is een aanhoudende kwaal geworden, waarvan de genezing wellicht jaren kan duren of misschien onmogelijk is. Ik ben dus gedwongen, ondanks mijn
vurig temperament en mijn wil om plezier te maken, om mij al vroeg af te zonderen en een eenzaam leven te leiden. Ook al wilde ik mij er soms overheen zetten, o hoe hard werd ik dan teruggedreven door de treurige toestand van mijn gebrekkig gehoor. Het was mij niet mogelijk om aan de mensen rondom mij te zeggen: ‘Spreek luider, schreeuw. Want ik ben doof’.”
Ondanks zijn doofheid hield zijn passie voor het componeren hem op de been. Het was voor Beethoven het enige waar hij écht geluk uit haalde. Hij verzuchtte ooit: “Componeren, dat kan Beethoven. Godzijdank, want het is ook zo’n beetje het enige wat hij kan.” Muziek schrijven werd zijn levensdoel, waarbij hij zijn leven spiegelde aan de bovennatuurlijke missies en handelingen van de grote helden uit de geschriften van schrijvers zoals Homerus en Plutarchus. “Mijn doofheid”, schreef hij, “dwingt me om zelf ook filosoof te worden.”
In de brieven naar zijn naasten citeert hij geregeld de filosoof Immanuel Kant om zijn componeren te benoemen: het is voor hem een “categorisch imperatief” geworden dat hem de kracht geeft om vol te houden. Want volgens het Heiligenstädter Testament had hij er verschillende keren aan gedacht om zijn leven te beëindigen: “Zij alleen, de Kunst, hield mij tegen. Het leek mij onmogelijk om de wereld te verlaten, vóórdat ik alles gedaan had waartoe ik mij geroepen voelde. En het is op die manier dat ik dit ellendige leven, dit écht ellendige leven en zo prikkelbare lichaam kon verdragen.”
Tijdens deze Flagey Piano Days ontdek je aan de hand van tal van pianosonates en de integrale pianoconcerten en cellosonates hoezeer Beethovens muziekstijl tijdens zijn leven complexer en dramatischer wordt. Mozart benadrukte al in zijn composities de gelijkwaardigheid van alle spelers in een kamermuziek- of orkestwerk, maar Beethoven gaat hier nog veel verder in. Het componeren was de kunst die hem in staat stelde om “hogere graden van volmaaktheid” in zijn leven te bereiken. Vandaar de voortdurende drang van Beethoven om te verbeteren en te vernieuwen. “Ik wil het noodlot in de bek grijpen” schrijft hij in een brief aan een vriend een jaar vóór het Heiligenstädter Testament. Het componeren was een ethische leidraad voor hem geworden waarbij hij het zelfs op zich nam om een bijdrage te leveren aan het welzijn van de hele mensheid. Met zijn muziek wilde hij de mensen samenbrengen. Niet voor niets is het motto van zijn Negende Symfonie “Alle Menschen werden Brüder”. Muziek is daarbij het ideale middel, want “muziek is een hogere openbaring dan alle wijsheid en filosofie”.