Brussels Philharmonic | de extremen van Mahler

de extremen van Mahler

Gustav Mahler (1860-1911) had een levenslange romance met de dood: enerzijds stond het synoniem voor angst en tijdelijkheid – Mahler verloor acht broers en zussen, zijn beide ouders en later ook zijn oudste dochter – anderzijds lonkte het eeuwige leven in het hiernamaals. Het thema loopt dan ook als een rode draad doorheen zijn orkestwerken.

Zijn Vijfde Symfonie omvat alle extremen van het leven; van een treurmars, de tijd die voorbij tikt, tot een smachtend Adagietto voor zijn geliefde Alma. Das Lied von der Erde is dan weer doordrongen van weemoed – Mahler componeerde het in de donkerste jaar van zijn leven, amper enkele jaren voor zijn dood. Al lijkt de componist zich in het slotlied Der Abschied te verzoenen met het onontkoombare lot.

In een discussie met Sibelius gaf Mahler te kennen wat een symfonie voor hem precies moest inhouden: “De symfonie moet net zo zijn als de wereld. Ze moet alles omvatten.” Mahlers symfonieën behelzen inderdaad een breed scala aan genres en – vaak tegengestelde – emoties, die elkaar in sneltempo opvolgen. Het leverde hem de kritiek op dat zijn symfonieën als potpourri’s waren. Maar voor Mahler vormden deze extremen net de bouwstenen van zijn symfonische universum.

Ook zijn Vijfde Symfonie omvat alle uitersten van het leven. Mahler componeerde het werk in 1901, grotendeels in zijn zomerverblijf in Maiernigg, een dorpje aan de kust van de Wörthersee in Oostenrijk. Het was een bewogen jaar: in het voorjaar herstelde hij van een zware ziekte, maar daarop volgden een vruchtbare zomer en herfst, zowel voor zijn carrière als op persoonlijk vlak. Mahler ontmoette immers de bevallige en intelligente Alma Schindler, dochter van landschapschilder Jakob Emil Schindler, tijdens een bijeenkomst bij gemeenschappelijke vrienden. Hij werd op slag verliefd en amper vier maanden later trouwden ze.

Mahler had aanvankelijk een vierdelige symfonie voor ogen, maar tijdens hun huwelijksreis in augustus 1902 voegde hij er nog het bekende Adagietto aan toe. De zeemzoete strijkersmelodieën zijn niets minder dan een liefdesverklaring aan zijn ‘geliefde Almscherl’, aan wie hij de symfonie opdroeg. Ze zouden zelfs geïnspireerd zijn door een gedicht dat Mahler voor Alma had geschreven: “Hoe veel ik van jou hou, jou mijn zon, kan ik niet in woorden uitdrukken. Ik kan alleen mijn verlangen verklaren, en mijn liefde, mijn gelukzaligheid.”

Zo voorspoedig als 1901 verliep, zo dramatisch was 1907. In het voorjaar zag Mahler zich genoodzaakt af te treden als dirigent van de Weense staatsopera na tal van antisemitische aantijgingen aan zijn adres. Hij had intussen wel een aantrekkelijk aanbod gekregen bij The Metropolitan Opera in New York, waar hij in juni zijn contract tekende. Die zomer trok Mahler zich terug in zijn zomerhuis in Maiernigg aan de Wörthersee om er zoals ieder jaar in alle rust en omgeven door de mooie natuur te componeren. Maar al snel sloeg het noodlot toe: zijn vier jaar oude dochter Anna Maria overleed aan difterie en niet veel later vernam hij dat hij zelf aan een chronische hartziekte leed.

In plaats van te componeren, zocht Mahler zijn toevlucht in de poëzie. In de bundel uit het oud-Chinees vertaalde gedichten 'Die Chinesische Flöte' van Hans Bethge vond hij troost en moed om zijn leven terug op te pikken. Het bracht hem ook inspiratie: zeven gedichten zette hij de daaropvolgende zomer op muziek, na een druk seizoen bij The Metropolitan Opera. Aan zijn vriend Bruno Walter schreef hij: “Ik was erg ijverig (waaruit je kan afleiden dat ik redelijk goed ‘aan de dingen gewend ben geraakt’). Ik weet zelf niet hoe uit te drukken hoe de hele zaak zou kunnen heten. Ik heb een mooie tijd gekregen, en ik geloof dat dit het meest persoonlijke is wat ik tot nu gemaakt heb.”

‘De hele zaak’ kreeg uiteindelijk de titel Das Lied von der Erde, een Symfonie voor tenor, alt (of bariton) en orkest. Mahler vermeed zo het nummer negen aan zijn symfonie toe te kennen – deels uit nederigheid voor het magnum opus van Beethoven, deels uit bijgeloof voor de zogenaamde ‘vloek van de Negende’ (voor hem waren onder meer Beethoven en Bruckner tijdens of kort na het componeren van hun negende symfonie overleden). Ironisch genoeg zou Mahler er zelf ook niet aan ontsnappen: na Das Lied von der Erde componeerde hij uiteindelijk wel een negende symfonie en begon hij zelfs aan een Tiende, maar die zou hij nooit voltooien.

In Das Lied von der Erde versmelt Mahler de genres symfonie en orkestlied tot een magistrale compositie. Het laatste deel, Der Abschied, duurt bijna even lang als de vijf andere delen samen. Het is een aangrijpend vaarwel aan de wereld, waarin de protagonist zijn lot aanvaardt. In de partituur staat boven de slotpassage de aanwijzing ‘volledig wegstervend’ te lezen. Op door Mahler zelf toegevoegde verzen vertraagt de muziek, en dooft ze helemaal uit. Bovenop op een do groot-akkoord dat niet volledig oplost, weerklinkt de verre echo ‘Ewig … ewig …’

De première van Das Lied von der Erde vond pas plaats op 20 november 1911 in Munchen, zes maanden na Mahlers dood. De uitgebreide bezetting van het werk maakt een uitvoering niet eenvoudig. Het is geschreven voor een gigantisch orkest, bestaande uit een uitgebreide strijkerssectie, driedubbele hout- en koperblazersbezetting, aanzienlijk wat percussie, aangevuld met oriëntaals aandoende instrumenten als de gong, mandoline, celesta en ukelele. Toch heeft de compositie veel weg van een intiem kamermuziekwerk, omdat Mahler het orkest zelden volledig inzet. Wellicht zette dit enkele componisten, waaronder Arnold Schönberg (1874-1951) en meer recent nog Reinbert De Leeuw (1938-2020), aan om een bewerking te maken voor een kleiner ensemble. De versie van Schönberg zag het licht in het kader van diens invloedrijke Verein für musikalische Privataufführungen in Wenen. Hij reduceerde het orkest tot een strijk- en blaaskwintet, aangevuld met piano, celesta, harmonium en drie percussionisten. Hij voltooide echter nooit het project, en pas in 1980 vervolledigde musicoloog Rainer Riehn de partituur.

Over Mahlers noodlot zei Schönberg nog het volgende: “De Negende lijkt een grens te zijn. Hij die daar overheen gaat moet sterven. Het lijkt erop dat een Tiende ons iets wil zeggen, dat we nog niet mogen weten of waar we nog niet klaar voor zijn. Zij die een Negende hebben gecomponeerd stonden te dicht bij het hiernamaals.”

Toelichting door Aurélie Walschaert