Er wordt vaak gezegd dat een muzikant ‘zijn instrument moet heruitvinden’. De piano van Glenn Gould is niet de piano van Martha Argerich, bijvoorbeeld. De gitaar van David Gilmour is niet de gitaar van Keith Richards. Volgens percussionist Tom De Cock betekent je eigen stijl vinden of ‘jezelf worden’ voor een muzikant, je instrument her uit te vinden.
Wil je Tom De Cock en zijn team live beleven? Boek vandaag je ticket voor A Walk into the Future op zaterdag 18 juni om 20:00 in Bozar.
In 2018 naderde Tom De Cock langzaam de 40, en hij voelde de behoefte om zijn instrument her uit te vinden. Dit bleek ‘Micro-percussie’ te zijn. "Het is niet erg ingewikkeld, maar het is gewoon mijn instrument, het instrument waarin mijn bestaan als musicus is gekristalliseerd", aldus Tom.
Tom heeft de 'micro-percussie'-opstelling in twee fasen vormgegeven: eerst uit muzikale experimenten met Gerrit Nulens, zijn collega-percussionist bij Ictus, en met de choreograaf Noé Soulier, voor een dansvoorstelling genaamd ‘The Waves’. Dat was in 2018. Toen kreeg Tom een FRArt-beurs van het FRS-FNRS fonds omzijn intuïtie te kunnen uitbouwen.
Het idee van micro-percussie is in de eerste plaats pragmatisch: Tom had genoeg van die percussiesets die een hele vrachtwagen vullen. Hij wil de trein of het vliegtuig kunnen nemen met zijn instrument in een koffer, als een fluitist!
Het tweede idee is meer ideologisch. Het is ook een esthetische keuze. De westerse benadering van slagwerk in de hedendaagse muziek wordt over het algemeen geassocieerd met ‘monumentaliteit’ en misschien een zekere ‘visuele bluf’. Hetzelfde gebeurde in de jaren vijftig met de elektronische muziekcultuur - denk aan die foto's van componisten die poseerden voor hun mammoetsynthesizers! Het is een heel idee van macht, van meesterschap... Op het gebied van de niet-westerse percussie daarentegen ligt de nadruk meer op een intieme relatie tussen de uitvoerder en het object waarop hij of zij speelt. De persoonlijke band tussen de speler en het gekozen instrument is van groot belang.
"Dit idee van een intieme relatie met het instrument kan heel ver gaan, weet je. In mijn huidige opstelling staat bijvoorbeeld een klankschaal (een Tibetaanse klankschaal) die gebarsten is, maar het was een geschenk van mijn tante. Een gebarsten instrument klinkt niet goed. Maar ik realiseerde me dit: als ik die omdraaide en er met een andere klankschaal of een crotale over wrijf, is het geluid prachtig, totaal nieuw, en bovenal is het van mij alleen! Want in dat geluid zit een deel van mijn verhaal, een verhaal dat niemand anders in mijn plaats zou kunnen vertellen" zegt Tom.
Componisten onder de 30 begrijpen dit in een oogwenk. Het duurt niet lang om het uit te leggen. De componisten van vandaag zijn meer dan ooit geïnteresseerd in ‘muziek maken met alles’: lucifers, rubberen eenden, waterbakjes, schelpen, lepels en vorken, ... Het slagwerkveld is vrijwel onbegrensd, zoals John Cage al voorspelde: "Mensen verlaten mijn concerten misschien denkend dat ze lawaai hebben gehoord, maar ze zullen dan onvermoede schoonheid horen in hun dagelijks leven". Alledaagse voorwerpen of gevonden voorwerpen worden nu op zichzelf staande percussie-instrumenten.
Het derde idee is akoestisch. Tom heeft veel als orkestmusicus gewerkt, en hij realiseert zich dat afstand veel van de schoonheid van het slagwerkgeluid 'wegvaagt'. Meer in het bijzonder verlies je het hele lagere en lagere-medium register van het spectrum. Wat is er over van een gong op 30 meter? Hoge harmonieken, vooral, een heel mooi ‘zuuuuuum’, maar de hele ‘body’ van het geluid, het gewicht, het vlees, is weg. Daarom gebruikt hij proximity-microfoons in mijn micro-percussieset, die het geluid opvangen. Hij wil het detail van de body van het geluid horen. Film heeft ons geleerd de lijnen van een huid, het detail van een steen, of de adem in een stem te waarderen. Zo is het ook in Tom's relatie met percussie.
De muziek die hij speelt met Gerrit (Nulens) op de micropercussieset is gecomponeerd met de choreograaf Noé Soulier. Het is in de eerste plaats een muziek van ‘gebaren’. Noé werkt met gebaren, acties, taken, niet met ‘beweging’. Als Tom zegt ‘beweging’, denk dan aan iets geometrisch netjes uitgevoerd in de ruimte. Of denk aan een oud Egyptisch schilderij! Tom levt uit "Bijvoorbeeld: ik beschrijf een cirkel met mijn hand. Maar als ik zeg ‘actie’, dan is het iets anders: denk aan een sportman die een bal gooit. Het is een andere kwaliteit van beweging, omdat er een doel is. Noé Soulier bouwt een fascinerende choreografische carrière op aan de hand van een paar basishandelingen: gooien, slaan, ontwijken, voorbereiden. Dat is het, het is niet veel als je wilt, maar deze lijst van vier acties ondersteunt duizenden variaties."
Tijdens het studiowerk voor ‘The Waves’ vroeg Noé zijn dansers om vijftig ‘zinnen’ van 20 seconden voor te bereiden rond deze acties, slaan, gooien, voorbereiden, ontwijken. Daarna componeerden Gerrit, Noé en Tom 50 muzikale frasen die de muzikale identiteit werden van deze gedanste frasen.
Noé filmde vervolgens de dansers in stilte terwijl ze improviseerden op dit materiaal. Uit deze improvisatie haalde hij een reeks momenten, die hij als een filmbewerker monteerde en vervolgens aan de dansers en musici gaf, als een soort partituur. Er was een hele zigzagreis tussen improvisatie en schrijven, tussen het collectief en het individu. Onze muziek komt voort uit dit onvergetelijke avontuur met onze dansende vrienden.
Interview met Tom De Cock door Jean-Luc Plouvier (mei 2022)