De Duitse componist Johannes Brahms (1833-1897) was een sobere en gevoelige man. Hij stond voor ernst en traditie, en koesterde de nalatenschap van de vorige generaties componisten. De ontmoeting met Robert Schumann (1810-1856), een ander boegbeeld van de Duitse Romantische muziek, had een belangrijke invloed op de carrière en het leven van Brahms. Ondanks verschillen in stijl en esthetische opvattingen, ontstond een sterke muzikale en persoonlijke verwantschap tussen beide componisten, én tussen Brahms en Schumanns vrouw Clara. In zijn Derde Symfonie lijkt Brahms een afscheid te nemen van deze intense periode in zijn leven.
Aldus Johannes Brahms in een brief uit 1857, ruim een jaar na de dood van zijn vriend en mentor Robert Schumann. Brahms’ vriendschap met Schumann en zijn vrouw, de beroemde concertpianiste Clara Wieck, was voor elk van hen van een bijzondere waarde. Ze hadden het gevoel in elkaar een zielsverwant te hebben gevonden. Maar al vrij snel na zijn kennismaking met Brahms, ging Schumanns geestelijke gezondheid achteruit. Na een zelfmoordpoging werd hij opgenomen in een instelling, waar hij twee jaar later overleed. Brahms stond Clara en haar acht kinderen in heel die periode met raad en daad bij, en trok zelfs bij hen in. Gedurende deze periode begon hij in toenemende mate hartstochtelijke gevoelens voor Clara te ontwikkelen, waarvan tot op heden onduidelijk is in hoeverre ze beantwoord werden.
Na Schumanns dood stelde Clara zich afstandelijker op; iets wat Brahms niet ontging. Hij probeerde van zijn gevoelens voor Clara af te geraken - getuige het citaat hierboven. Dat lukte hem uiteindelijk, maar zijn band met Clara bleef zijn leven lang wel heel vriendschappelijk, en ook zijn respect voor Robert Schumanns werk en persoon bleef ontzettend groot. In 1883, toen hij vijftig jaar oud was en een beroemd musicus maar ook een verstokte vrijgezel, schreef Brahms zijn Derde Symfonie. Het werk lijkt een eerbetoon aan zijn vriend en mentor Robert Schumann, en tegelijk een weemoedige herinnering aan de tijd waarin hij in Clara’s nabijheid was.
Het werk opent met een motief van 3 noten: F – As – F, te lezen als een muzikale omzetting van Brahms’ persoonlijke motto ‘Frei aber froh`. Wat zoveel wil zeggen als: vrijgezel maar gelukkig. Het motto staat echter in mineur (vandaar de As). Was Brahms dan toch minder gelukkig met zijn ongehuwde staat dan hij liet uitschijnen? Meteen daarna zet het eerste thema van het eerste deel van de symfonie in, een letterlijk citaat uit de Derde Symfonie van Schumann. En zo zijn Brahms eigen persoon en die van Schumann meteen aan elkaar verbonden. De thema’s keren nog enkele keren samen terug in de symfonie, en zowel het eerste als het laatste deel sluiten ermee af. Opmerkelijk en ongebruikelijk is dat alle vier de delen van de symfonie rustig eindigen.
Het tweede en het derde deel maken duidelijk waarom de orkestwerken van Brahms ook wel ‘een hogere vorm van kamermuziek’ worden genoemd. De orkestratie is bescheiden, wat de muziek een intiem karakter geeft. Vooral het derde deel is beroemd om haar melancholische karakter – dat kracht wordt bijgezet door een solo in de hoorn, het Duitse romantische instrument bij uitstek. Het laatste deel begint ingehouden, maar barst dan plots los en houdt dat onstuimige karakter lange tijd aan. Het hoofdthema uit het tweede deel – daar door klarinet en fagot geïntroduceerd – krijgt hier een grimmige uitwerking in de koperblazers. Uiteindelijk komt de muziek tot rust, en duikt ook het ‘frei aber froh’-thema weer op. Het laatste woord is weggelegd voor het zogenaamde Schumann-thema, al klinkt het nu eerder berustend: de tijden van weleer zijn voorgoed voorbij.
Toelichting door Remco Mostert en Aurélie Walschaert (redactie)