Twee meesterwerken, één geniale geest: die van Dmitri Shostakovich. Zijn Eerste Pianoconcert, speels en briljant, schreef hij als jonge twintiger voor zichzelf. Met als muzikale partner een solo-trompet, die mee laveert tussen speelse bravoure, scherpe satire en diep emotionele lyriek, baadt het werk helemaal in de zorgeloze en bijna zelfverzekerde houding van een jonge componist op de top van zijn kunnen. Aan het andere einde van zijn leven en carrière ontstond de Symfonie nr. 15: een mysterieuze en gelaagde reis vol muzikale citaten, ironische wendingen en aangrijpende reflecties.
Pärts muziek was niet vanaf het begin geliefd bij het grote publiek. Aanvankelijk componeerde hij vrij modernistische en experimentele werken. Maar de complexiteit van die muziek en de door het Sovjetregime opgelegde regels leidden tot een existentiële crisis. Geïnspireerd door het Gregoriaans en de polyfonie uit de 15e en 16e eeuw, kwam hij na tien jaar stilzwijgen tot een uitgepuurde muziektaal die zou uitgroeien tot zijn handelsmerk. Alles kwam in een stroomversnelling toen hij in 1980 verhuisde van Estland naar Berlijn. Daar kon hij zijn muziektaal volledig volgens zijn eigen regels vormgeven.
"Om [na een crisis] verder te kunnen, moet men door de muur breken. Voor mij gebeurde dat door de samenloop van verschillende, vaak toevallige ontdekkingen. Een daarvan, die achteraf van groot belang bleek te zijn, was die van een kort stukje uit het gregoriaanse repertoire, waarvan ik heel toevallig een paar seconden in een platenzaak hoorde. Daarin ontdekte ik een wereld die ik niet kende, een wereld zonder harmonie, zonder metrum, zonder klankkleur, zonder instrumentatie, zonder wat dan ook. Op dat moment werd het me duidelijk welke richting ik uit moest, en begon een lange reis in mijn onbewuste geest."
Nog in de Sovjet-Unie schreef Pärt muziek voor tal van radiospelen, films en documentaires. Zo componeerde hij tussen 1962 en 1974 onder andere muziek voor negentien stopmotionanimaties van de filmstudio Tallinnfilm. Voor Pärt was dit een handig medium om te experimenteren met seriële en tonale technieken. In totaal componeerde hij een vijftigtal scores, die niet tot zijn officiële oeuvrecatalogus behoren.
De Engelse dirigent en zanger Paul Hillier speelde een sleutelrol in Pärts doorbraak: dankzij hem werden zijn composities een vaste waarde op het programma van de westerse koren en werd zijn muziek veelvuldig opgenomen. Hillier voelde zich sterk aangesproken door de spirituele intensiteit van zijn tintinnabuli-werken; vanaf de vroege jaren ‘80 richtte hij zich met zijn Hilliard Ensemble op de uitvoering van Pärts muziek. Als dank droeg Pärt zijn Miserere op aan Hillier en het ensemble; zij brachten het werk op 17 juni 1989 in wereldpremière in de abdij van Saint-Georges de Boscherville in Rouen.
Een ander sleutelmoment was Pärts samenwerking met producent Manfred Eicher en het label ECM (Edition of Contemporary Music). Tot dan stond het label bekend om zijn heldere opnames van avant-garde jazz, maar midden jaren ‘80 richtten ze zich ook op klassieke muziek. Vanaf 1984 werden Pärts composities opgenomen onder de subreeks ECM New Series, met Tabula Rasa (met o.a. Gidon Kremer) als grootste succesnummer. Via ECM bereikte Pärt luisteraars die doorgaans niet naar klassieke of religieuze muziek grepen, en werd zijn naam wereldwijd bekend.
de meest uitgevoerde nog levende componist. Dat zijn muziek vaak in films gebruikt wordt – Spiegel im Spiegel en Fratres duiken op in producties van onder meer Terrence Malick (The Tree of Life) en Paolo Sorrentino (La Grande Bellezza) – draagt alleen maar bij tot die bekendheid.