Brussels Philharmonic | Elgar & Vaughan Williams

Elgar & Vaughan Williams

programmatoelichting

geschreven door AURÉLIE WALSCHAERT

Ralph Vaughan Williams Serenade to Music (orchestral version) (1938)
Robert Groslot Violin Concerto (2010)
Edward Elgar
Symfonie nr. 1 in As, op. 55 (1908)

[beluister: Bucket List Podcast]
[zie ook: stadswandeling Kunst in de metro]
[bekijk alle toelichtingen]

-----

1.12.2023 HET PERRON IEPER
2.12.2023 FLAGEY

How sweet the moonlight sleeps upon this bank!
Here will we sit, and let the sounds of music
Creep in our ears: soft stillness and the night
Become the touches of sweet harmony.

In 1938 zette Ralph Vaughan Williams (1872-1958) deze woorden uit Shakespeares The Merchant of Venice op muziek in zijn Serenade to Music. De invloed van Vaughan Williams en collega-componist Edward Elgar (1857-1934) op de cultuurgeschiedenis mag dan niet zo groot zijn als die van de Shakespeare, toch zorgden beide componisten voor een heropleving van de Britse muziekcultuur. Allebei worden ze vandaag beschouwd als de bekendste Engelse symfonisten van hun tijd. Minder weelderig maar zeker even verfijnd is het Eerste Vioolconcerto van de Belgische componist Robert Groslot (1951). In zijn muziek verenigt hij naar eigen zeggen Angelsaksische, Germaanse en Latijnse elementen tot een nieuwe, ritmisch avontuurlijke muziektaal.

Als de wortels van jouw kunst stevig geaard zijn, en als die voedingsbodem jou iets heel persoonlijk te bieden heeft, dan kan je nog steeds de hele wereld veroveren zonder je eigen ziel te verliezen.

Ralph Vaughan Williams

Ode aan de Britse kunst

Hoe persoonlijk zijn eigen muziektaal was, illustreert een uitspraak van Ravel, die ooit verklaarde dat hij de enige van zijn leerlingen was die hem niet probeerde te imiteren. Zowel van zijn leermeesters als uit persoonlijke ervaringen plukte Vaughan Williams de vruchten, die hij verwerkte tot een uniek klankenuniversum: van de Engelse koortraditie bij Hubert Parry en Charles Villiers Stanford, over het belang van kleur en timbre bij Ravel, tot zijn bijzondere fascinatie voor de Engelse volksmuziek.

Als leerling van Parry en Stanford werd Vaughan Williams ingewijd in de Engelse koortraditie, van Thomas Tallis tot Edward Elgar. In die periode raakte hij ook bevriend met Gustav Holst. Beide componisten waren enthousiaste aanhangers van de beweging die de muziek uit het Tudor-tijdperk (1485-1603) deed herleven. Ze dirigeerden of zongen zelf in vocale ensembles en voerden zo de nieuwe publicaties van de Engelse madrigalen van Thomas Morley en tijdgenoten uit. Maar evengoed trok Vaughan Williams met een bandopnemer het veld in, op zoek naar traditionele Engelse volksliederen. In Norfolk, Essex en Sussex nam hij tal van liederen op, die hij vervolgens systematisch publiceerde.

Die diepgewortelde liefde voor vocale muziek verwerkte Vaughan Williams onder andere in Serenade to Music, een grootschalig werk voor orkest en solisten dat hij in 1938 componeerde als eerbetoon aan dirigent Sir Henry Wood. Bijzonder aan het werk is dat de vocale partijen volledig op maat geschreven zijn van zestien Britse topzangers uit die periode, wiens initialen zelfs in de partituur vermeld staan. De zangers treden niet alleen op tijdens korte solistische interventies, maar vormen ook een koor om de woorden uit Shakespeares The Merchant of Venice te verklanken. De passage die Vaughan Williams op muziek zette, komt uit de vijfde acte, een romantische scène waarin de geliefden naar de sterren kijken en in vervoering raken door de onhoorbare muziek die de hemellichamen voortbrengen.

Tijdens de eerste uitvoering zat Sergej Rachmaninov in de zaal, en hij was tot tranen toe bewogen. Ook bij de rest van het publiek viel het werk in de smaak, zozeer zelfs dat het vier jaar lang uitgevoerd werd tijdens de jaarlijkse Last Night of the Proms. De enige moeilijkheid was het vinden van geschikte zangers voor de solopartijen, en daarom voorzag Vaughan Williams al snel enkele arrangementen, waaronder één voor orkest en koor, een voor vier solisten en koor, en zelfs een voor viool en orkest.

Een warm klanktapijt

Ook voor de Belgische componist, dirigent en pianist Robert Groslot (1951) zijn de Proms geen onbekend terrein. Tussen 1991 en 2017 was hij met zijn orkest Il Novecento jaarlijks te gast tijdens de Belgische editie van dit muziekfeest. Pianoliefhebbers kennen hem dan weer van zijn deelname aan de Koningin Elisabethwedstrijd voor piano in 1978, waar hij als een van de laureaten eindigde.

Sinds 2009 is Groslot vooral actief als componist. Het grootste deel van zijn composities bestaat uit werken voor orkest, in het bijzonder uit concerti voor de meest uiteenlopende solistische instrumenten. Elk van die concerti is doorgecomponeerd, een vorm die hij bewust kiest om een grotere spanningsboog te creëren over het hele werk. Voor viool componeerde Groslot twee concerti. Het eerste schreef hij in 2010 voor de Poolse violiste Joanna Kurkowicz, concertmeester bij het Boston Philharmonic en het Berkshire Symphony. Het label Naxos omschrijft de compositie als een klanktapijt “doorwerven met sprankelende motieven, zowel etherisch als speels, en met complexe stemmingen die variëren van een dromerige en magische sfeer tot een duistere en gewelddadige toon."

Een Britse Brahms

Anders dan Vaughan Williams, had Elgar niets met de Engelse componisten uit de renaissance, en nog minder met volksmuziek. Als autodidact haalde hij zijn inspiratie vooral bij componisten uit het Europese vasteland als Dvorák en Brahms. Het duurde even voor hij enige bekendheid verwierf, maar met zijn Enigma Variaties vestigde hij in 1899 zijn naam als componist. Daarmee zette hij ineens ook de Britse muziek opnieuw op de internationale kaart. Na Henry Purcell (1659-1695) was het muziekleven in Groot-Brittannië immers twee eeuwen lang gedomineerd geweest door buitenlandse componisten als Haendel, Haydn en Mendelssohn, maar met Elgar leek de Britse muziek een nieuwe adem te krijgen. Zijn Eerste Symfonie versterkte die internationale status alleen maar : na de première op 3 december 1908 volgden wereldwijd een honderdtal uitvoeringen op nog geen jaar tijd, en het werk kreeg zelfs de bijnaam “de Vijfde Symfonie van Brahms”.

Al in 1898 had Elgar zich laten ontvallen dat hij een symfonie wilde schrijven naar het voorbeeld van Beethovens’ Eroica, geïnspireerd door de heldenstatus van de Britse generaal Charles George Gordon. Een jaar later had hij één van de thema’s geschreven, en ook zijn vrouw Alice liet optekenen al enkel flarden gehoord te hebben. Maar door financiële en persoonlijke omstandigheden duurde het tot 1907 voor Elgar de symfonie voltooide. Van zijn oorspronkelijke idee bleef nog weinig over.

Na de première regende het superlatieven in de pers. Zo noemde The Morning Post zijn Eerste Symfonie “[...] een nalatenschap voor komende generaties”, en omschreef The Daily Telegraph het als een werk dat “overloopt van thematische schoonheid”. Ook The Evening Standard complimenteerde Elgar: “De componist heeft een werk geschreven van zeldzame schoonheid, gevoeligheid en menselijkheid, een werk dat voor iedereen begrijpelijk is.”

Er is geen programma behalve een uitgebreide beleving van het menselijk bestaan met een grote liefdadigheid (liefde) en een sterk geloof in de toekomst.

Edward Elgar