Brussels Philharmonic | Forces in Motion

Forces in Motion

programmatoelichting

geschreven door MARK DELAERE

Mariam Rezaei & Matthew Shlomowitz Six Scenes for Turntables and Orchestra (2023)*
Alvin Lucier
Diamonds for 1, 2 or 3 Orchestras (1999)
Anthony Braxton
Creative Orchestra Music (1976)

*Belgische première - commissie Brussels Philharmonic, Concertgebouw Brugge, Darmstadt Summer Course, DE SINGEL, Ictus, nyMusikk Oslo

[lees ook: interview met Mariam Rezaei]
[bekijk alle toelichtingen]

-----

16.11.2023 CONCERTGEBOUW BRUGGE
17.11.2023 DESINGEL ANTWERPEN

Forces in Motion

Muziek is zowel de meest dynamische als de minst tastbare kunstvorm. Klanken vliegen om je heen, maar ze zijn – zowel letterlijk als figuurlijk – nauwelijks te vatten. Uiteindelijk is muziek slechts trillende lucht, even fascinerend als ongrijpbaar. Klanken bewegen door de ruimte, maar bezitten zelf geen tastbare ruimtelijkheid zoals een beeldhouwwerk, schilderij of gebouw. In 1803 beschreef de Duitse filosoof Friedrich Schelling architectuur als ‘bevroren muziek’. Omgekeerd is muziek misschien wel ‘vloeiende architectuur’, bewegende krachten die elkaar in evenwicht houden doorheen tijd en ruimte. Die laatste dimensie is slechts metaforisch. We noemen een toon ‘hoger’ of ‘lager’ terwijl het in werkelijkheid enkel gaat om luchtdeeltjes die sneller of trager trillen. Toch kan muziek wel degelijk ruimtelijkheid suggereren, al was het maar door spatialisering, de ruimtelijk verspreide opstelling van klankbronnen.

Een diamant die schittert

In de interpretatie die we vanavond horen van Alvin Luciers Diamonds for 1, 2 or 3 Orchestras zit het publiek bijvoorbeeld tussen twee orkestgroepen voor en achter het podium. De klanken komen dus frontaal en langs achter op je af, en dat geeft richting en diepte aan onze beluistering. Dit orkestwerk suggereert nog op een andere manier ruimtelijkheid dan via spatialisering. We horen lang aangehouden tonen in tegenbeweging, afwisselend een stijgende en dalende toon. Het zijn bijna toonladders, luisterlijnen die de geometrische vorm van een geslepen diamant suggereren waarin vanuit het breedste punt op- en neergaande lijnen vertrekken.

De tegenbeweging roept het beeld op van een vorm die uitzet. Omdat elk orkest zijn eigen diamanten tekent, is dit niet zo rechtlijnig voor de luisteraar, en gelukkig maar. De schoonheid van een diamant schuilt uiteindelijk niet in zijn vorm, maar in zijn kleur en schittering. Zo ligt de fascinatie van Luciers orkestwerk niet in de toonhoogte: de langzaam stijgende en dalende toonladders zijn zelfs ronduit simplistisch. In plaats van toonhoogte, intervallen, melodieën of akkoorden draait het in dit werk om klank. Hoe hoger het karaat van een diamant, hoe meer kleurschakeringen en lichtintensiteiten ze bevat. Net zo schittert deze auditieve diamant. De strijkers spelen korte glijdende tonen die buiten het patroon van de geijkte stemming vallen. Hoe minder stabiel de toonhoogte, des te subtieler de kleurnuances. Het lijken wel elektronische sinustonen die zachtjes tegen elkaar schuren, als een prisma waarin de lichtinval telkens andere kleuren en flikkeringen teweeg brengt. Het werk opent en sluit met dezelfde toonhoogte. Niet dat we een begin, ontwikkeling of einde horen: Diamonds is geen procesmuziek die ergens naartoe evolueert. Het werk nodigt ons eerder uit om ‘verticaal’ te luisteren. Deze compositie werd ooit omschreven als een merkwaardige muzikale monoliet. Het is dan wel een steen die intens trilt en gloeit.

Diamonds invites us to listen 'vertically': we are not hearing a musical process, but subtly changing shades of colour.

De kracht van collectieve creativiteit

Anthony Braxton mobiliseert dan weer de kracht van collectieve creativiteit. Zijn werken onder de noemer Creative Orchestra vergen meer van de musici dan een getrouwe uitvoering van de partituur. De orkestleden worden uitgenodigd even inventief te zijn als de componist. Ze krijgen tijd en ruimte om muzikaal materiaal te ontwerpen en toe te voegen aan de uitvoering. In de plaats van de autoritaire verhouding van componist tot musicus komt een gedeelde, niet-hiërarchische verantwoordelijkheid voor het eindresultaat. Braxton ziet zijn oeuvre als een reservoir waaruit musici voor elke uitvoering werken putten die elkaar doordringen. Vanavond is het vertrekpunt Composition 151 voor klein orkest, maar daar bovenop is ook materiaal te horen uit Composition 63 voor twee improviserende solisten en klassiek georkestreerd kamerorkest en Composition 147, een concerto voor drie klarinetten en orkest. De overgangen tussen de werken komen tot stand door improvisatie. De partituur geeft een inkijk in de manier waarop compositie en improvisatie op elkaar inhaken. Ze bevat klassiek genoteerde melodieën en ritmes, maar laat regelmatig ruimte open voor vrije inbreng van de musici. Herkenbaarheid, herhaalbaarheid en (individueel) auteurschap zijn essentiële kenmerken van het werkbegrip in de klassieke muziek. Die treden op de achtergrond wanneer verschillende ‘werken’ tegelijkertijd uitgevoerd worden en het eindresultaat ook telkens anders is door de creatieve inbreng van de musici. Voor een muzikale duizendpoot als Anthony Braxton, die even thuis is in de muziek van Webern, Varèse of Stockhausen als in de swing, free jazz en muziek voor marching bands, klinkt dat als muziek in de oren.

Beweging uit tegengestelde krachten

Niet enkel in de fysica maar ook in de muziek komt veel energie vrij wanneer tegengestelde krachten op elkaar inwerken. Dat is zeker het geval in de samenwerking tussen turntablist Mariam Rezaei en experimenteel componist Matthew Shlomowitz. Met platenspelers en fonoplaten creëert Rezaei een eerder industrieel klanklandschap, waarin veel ruimte is voor het onverwachte. Shlomowitz is dan weer een meester in het de-contextualiseren. Hij plaatst muziekstijlen of alledaagse geluiden graag in een andere omgeving waardoor ze een andere betekenis krijgen. Zij zijn respectievelijk verantwoordelijk voor de solopartij en de orkestpartituur: die opsplitsing lukt enkel op basis van vertrouwen na jarenlange samenwerking. Het resultaat bestaat uit zes sterk contrasterende scènes die zonder onderbreking in elkaar overgaan. Geknars, orgeltonen, een hommage aan de Amerikaanse free jazz drummer Milford Graves, geknoei met de ritmische tel of een opzwepende harp: heerlijk om als luisteraar zo heen en weer geslingerd te worden!