"Francis Thorne heeft me benaderd en zei: ‘Joan, het wordt tijd dat je een orkestwerk schrijft.’ Ik was toen al in de dertig en wees zijn voorstel af, omdat ik me er niet klaar voor voelde. Maar hij bleef aandringen, steeds weer, tot ik uiteindelijk ja zei. Het was een bijzonder moeilijk stuk om te schrijven."
– Joan Tower
Zo ontstond Sequoia. En dat eerste orkestwerk zou alles veranderen. Gedurfd, energiek en gedragen door een ritmische puls die haar aan Stravinsky deed denken: het werk werd meteen haar artistieke visitekaartje. Vanaf dat moment verspreidde Joan Towers naam zich als een lopend vuur door de Amerikaanse orkestwereld. Vandaag wordt de componiste, onderscheiden met drie Grammy Awards en de prestigieuze Grawemeyer Award, gevierd als een van de krachtigste muzikale stemmen van de Verenigde Staten.
Lees hieronder de toelichting van Joan Tower.
Concert: info & tickets
Ik denk dat de meeste componisten moeten toegeven dat zij – in meer of mindere mate – leven in de klankwerelden van andere componisten, zowel oude als nieuwe. Wat ze bewust of onbewust van hen meenemen, helpt hen ontdekken waar zij zélf in geïnteresseerd zijn. Al enige tijd geleden besefte ik dat Beethoven onvermijdelijk ooit in mijn werk zou opduiken, omdat ik jarenlang als pianiste intens met zijn pianowerken en kamermuziek ben bezig geweest. Hoewel mijn muziek op geen enkele directe manier op die van Beethoven lijkt, is er een fundamenteel idee in mijn werk geslopen dat wel van hem afkomstig is. Ik noem het het ‘balanceren’ van muzikale energieën.
In Sequoia is dat principe niet alleen sterk aanwezig in de partituur, het leidde zelfs tot de titel (die eerder abstract bedoeld is dan beeldend). Wat mij fascineerde aan sequoia’s – die reusachtige Californische mammoetbomen – was de ongelooflijke balans die de natuur heeft gevonden om hen zo’n indrukwekkende hoogte te geven.
Het werk bestaat uit drie doorlopende bewegingen (snel, traag, snel). Sequoia opent met een lang aangehouden pedaaltoon op sol, onderbroken door percussieaccenten. Rond die centrale sol – uiteindelijk bereikt in een solo van de trompet – wordt het bereik langzaamaan gestretcht: eerst naar boven, dan naar beneden, in harmonieën die symmetrisch op sol worden opgebouwd. Dat ‘balanceren’ van registers, vergelijkbaar met de vertakkingen van een boom, ontwikkelt zich steeds verder in complexiteit, wanneer de ‘takken’ nieuwe ‘zijtakken’ beginnen te vormen. De centrale pedaaltoon – de ‘stam’, als we de metafoor doortrekken – verschuift geleidelijk zowel omlaag als omhoog, waardoor een bredere beweging ontstaat die het hele stuk doordringt.
Omdat een muzikale parameter meer is dan register en harmonie, doordringt het balansprincipe Sequoia volledig: ritme, tempo, dynamiek, spanningsopbouw, textuur en instrumentale kleur. Zo tonen de eerste twee secties van de opening – verbonden door de snel herhaalde sol in een gedempte trompet – een spel van contrasten: luid tegenover zacht, zwaar tegenover licht (zoals bij sequoia’s: hun gigantische omvang contrasteert met hun minuscuul kleine naaldjes), statisch tegenover bewegend, veel instrumenten tegenover weinig, lage middenregisters tegenover hoge middenregisters, enzovoort. In deze partituur is het tempo actief en energiek – behalve in enkele solopassages – wat misschien wel de kracht en grootsheid van de sequoia suggereert.
Joan Tower