Brussels Philharmonic | Gershwin & Dvorák 9

Gershwin & Dvorák 9

programmatoelichting

geschreven door AURÉLIE WALSCHAERT

George Gershwin Strike up the Band (1927)
George Gershwin Rhapsody in Blue (1924)
Antonín Dvořák
Symfonie nr. 9 in e, op. 95 "Uit de nieuwe wereld" (1893)

[bekijk alle toelichtingen]
[ontdek ook: Gershwin Deconstructed]
[ontdek ook: Symfomania! Dvořák 9]
[ontdek ook: filmselectie The American Dream]
[ontdek ook: archief première Dvořák 9]

[podcast: Eerste hulp bij klassiek]
[podcast: New York, New York!]

-----

08.03.2024 SCHOUWBURG HASSELT
09.03.2024
FLAGEY

In 1892 arriveerde de Tsjechische componist Antonin Dvořák (1841-1904) in Amerika met zijn vrouw en twee van zijn kinderen. Jeannette Meyer Thurber, oprichtster van het National Conservatory in New York, had hem overtuigd met een salaris van 15.000 dollar per jaar (zo’n 25 keer wat hij in zijn thuisstad Praag verdiende) om een nieuwe sound te verlenen aan de muziek in Amerika. Of zijn Negende Symfonie een authentieke verklanking is van het land van de hoop en beloftes, valt te betwijfelen. Maar vast staat dat het werk een grote hit werd in de Verenigde Staten en ver daarbuiten; Leonard Bernstein noemde het werk zelfs ‘waarachtig multinationaal in al zijn fundamenten.’

Het verenigen van verschillende stijlen en culturen is misschien wel hét kenmerk van de Amerikaanse muziek. Een van de componisten die hierin uitblonk is George Gershwin (1898-1937). Als geen ander wist hij de hokjes tussen muziekgenres te slopen. In zijn eerste orkestwerk Rhapsody in Blue versmelten melodieën en ritmes uit de jazzwereld met klassieke vormelementen tot een opwindende compositie, die ook bij de beroemdheden uit de Europese klassieke muziekscene op veel bijval kon rekenen.

Amerika door een muzikale caleidoscoop

Gershwin groeide op aan de Lower East Side van Manhattan, een plek waar componisten van diverse origines naast elkaar werkten, ideeën uitwisselden en verschillende culturele uitingen uit heden en verleden met elkaar vermengden. Als jonge knaap oefende hij urenlang aan de piano en woonde hij zoveel mogelijk uitvoeringen bij van zijn favoriete componisten en pianisten. Terwijl zijn compositieleraar Charles Hambitzer hem vooral inwijdde in de muziek van Debussy, Ravel en Schönberg, duwde zijn latere leraar Edward Kilenyi hem ook in de richting van de populaire muziek. Die zou hem meer publiekelijk succes opleveren. Dat kwam er in 1919 toen zanger Al Jolson het vrolijke nummer Swanee van de jonge songwriter opnam. Het werd meteen Gershwins grootste hit. Ook in de daaropvolgende jaren volgden klassiekers zoals The Man I Love en I got Rhythm, op teksten van zijn al even succesvolle broer Ira. De twee broers werkten wel vaker samen, aan de musical Strike Up The Band bijvoorbeeld. Hoewel de musical – een satire op Amerika’s voorliefde voor oorlog – weinig succes oogstte, wordt de ouverture vandaag nog vaak als opener van een concert gebracht.

Maar Gershwin nam geen genoegen met het succes van zijn Broadway-carrière. Zijn fascinatie voor de muziek van de Europese modernisten als Schönberg en Stravinsky deed hem verlangen naar een synthese van beide werelden. In 1923 kreeg hij de kans om dat waar te maken toen jazzbandleider Paul Whiteman hem om een orkestwerk vroeg voor een concert in de New Yorkse Aeolian Concert Hall op 12 februari 1924. Whiteman kondigde het evenement aan als ‘An Experiment in Modern Music’, waarmee hij de vooruitgang van de populaire muziek wilde aantonen door nieuwe muziek te laten horen die geïnspireerd was door de jazz. De legende wil dat Gershwin dit aanzoek vergat, tot hij in januari 1924 een aankondiging voor het concert in de krant zag. Hij begon als een gek te componeren, om drie weken later zijn ‘American Rhapsody’ af te werken. Op enkele details na, maar dat loste Gershwin op tijdens de première, al improviserend aan de piano.

Enkele jaren later schreef Gershwin in een brief hoe hij tot de compositie gekomen was:

“Het was in de trein, gewiegd door zijn staalharde ritmes, zijn ratel-ty-bang die zo vaak inspirerend is voor een componist… Daar hoorde ik plotseling – ik zag het zelfs op papier – de volledige opbouw van de rapsodie, van begin tot eind. Er kwamen geen nieuwe thema's bij me op, maar ik werkte verder aan het thematische materiaal dat ik al in gedachten had, en ik probeerde vorm te geven aan de compositie als geheel. Ik hoorde het als een soort muzikale caleidoscoop van Amerika; van onze gigantische smeltkroes, van onze kenmerkende nationale levendigheid, van onze blues, onze grootstedelijke waanzin."

Volgens de gangbare praktijk in Broadway schreef Gershwin de compositie oorspronkelijk uit voor twee piano’s. Daarop werkte Ferde Grofé, huisarrangeur van Paul Whiteman’s jazzband, de orkestpartijen verder uit. Die jazzband zag er tijdens de première in 1924 heel anders uit dan de orkesten die Rhapsody in Blue vandaag uitvoeren: naast een veel kleinere bezetting waren onder andere een banjo en celesta in het allereerste arrangement te horen. Ook de beroemde openingsglissando op de klarinet had Gershwin aanvankelijk als toonladder genoteerd. Tijdens een van de vele repetities speelde de klarinettist het bij wijze van grap als een lange glissando. Die nestelde zich, samen met de rest van het werk, voor altijd in het collectieve geheugen.

Een nieuwe wereld

Toen Dvořák de uitnodiging van Thurber aanvaardde om mee te werken aan de uitbouw van een nationale Amerikaanse muziek, stond hij op het hoogtepunt van zijn carrière. De Amerikaanse klassieke muziek stond, in tegenstelling tot in Europa, echter nog in haar kinderschoenen. Thurber zag in Dvořák de geknipte man: hij beschikte over de nodige ervaring, genoot internationale bekendheid, en had belangstelling voor volksmuziek. De Negende Symfonie ‘Uit de Nieuwe Wereld’ was Dvořáks eerste werk na zijn aanstelling. De première ervan op 16 december 1893 in Carnegie Hall in New York was meteen een groot succes. Velen hoorden in de melodieën de jarenlange immigratiegeschiedenis van het Amerikaanse continent.

Dvořák liet zich inderdaad inspireren door de negro spirituals van de Afrikaanse slaven en door muziek van de oorspronkelijke Indianenbevolking, zoals het literaire epos The Song of Hiawatha van Longfellow. Maar zoals hij zelf benadrukte: “Ik heb voornamelijk de geest van de Afro-Amerikaanse en Indiase melodieën proberen weer te geven in mijn nieuwe symfonie. Ik heb geen van de melodieën effectief gebruikt.” Ook elementen uit de muziekgeschiedenis van de Europese immigranten zijn hoorbaar: op een subtiele manier verwerkte hij Boheemse, Duitse, Franse en Schotse volksmuziek in zijn symfonie en combineerde zo componenten uit zowel de ‘oude’ als de ‘nieuwe’ wereld. Helemaal Amerikaans klinkt de symfonie dus niet, eerder ‘multinationaal’ – zoals Leonard Bernstein het werk bestempelde.

Kort na zijn verblijf in New York – hij verbleef er slechts drie jaar – liet Dvořák zich in het beschouwende artikel ‘Music in America’ hoopvol uit over de toekomst van de Amerikaanse muziek:

“Ik moet volledig uiting geven aan mijn vaste overtuiging en mijn hoop, dat net zoals dit land op een eeuw tijd al zoveel anderen heeft overtroffen met fantastische uitvindingen en technische of economische prestaties, en zoals het een eervolle plek verworven heeft in de literatuur, het zich zo ook in de andere kunsten en vooral in de kunst van de muziek zal bewijzen.”