Brussels Philharmonic | Happy 2023!

Happy 2023!

programmatoelichting

geschreven door AURÉLIE WALSCHAERT

Georg Friedrich Händel XII 'Alla Hornpipe' (uit Water Music Suite nr. 2 HWV 349)
Bedřich Smetana Má Vlast: 2. Vltava
Paul Dukas L'apprenti Sorcier
Leopold Mozart Musikalische Schlittenfahrt
Johann Strauss Jr. An der schönen blauen Donau, op. 314 / Pizzicato Polka / Unter Donner und Blitz, op. 324

[bekijk alle toelichtingen]

-----

05.01.2023 DE SPIL ROESELARE
06.01.2023 FLAGEY
07.01.2023
SCHOUWBURG LEUVEN
08.01.2023
CONCERTGEBOUW BRUGGE

Brussels Philharmonic zet het nieuwe jaar in met de jubelende strijkers en trompetgeschal uit Händels Water Music Suite. Het werk was destijds bedoeld om de boottocht van koning George I op de Theems extra grandeur mee te geven. Daarna volgt een reis op de kronkelende Moldau in het symfonisch gedicht Vltava van Smetana, en een vleugje magie met Paul Dukas’ L’apprenti sorcier. Leopold Mozarts Schlittenfahrt voert dan weer doorheen een besneeuwd winterlandschap, inclusief bellen en het gekletter van zwepen op de achtergrond. Een gezwinde overgang naar de luchtige polka’s en meeslepende walsen van de broers Johann en Josef Strauss.

Frohes neues Jahr!

Muziek voor de koning

Doorheen zijn carrière bleek Georg Friedrich Händel (1685-1759) een fijne neus te hebben voor het leggen van de juiste contacten. Zijn talent bracht hem als jongeman van zijn geboortestad Halle naar Hamburg, een welvarende en bloeiende stad, waar hij enkele succesvolle opera’s creëerde. Aangespoord door prins Ferdinando de Medici reisde hij niet veel later naar Italië, de bakermat van de opera. Ook daar verkreeg hij al snel toegang tot de hogere kringen van de adel. Een belangrijke ontmoeting met prins Ernst August leidde hem naar Hannover. Daar werd hij als kapelmeester aangesteld en blies hij nieuw leven in het muzieklandschap, voor hij zich in 1717 definitief in Engeland vestigde.

Op 17 juli van dat jaar ging zijn Water Music in première tijdens een boottocht van koning George I van Groot-Brittannië op de Theems. Het gebeuren werd door het Britse dagblad The Daily Courant als volgt omschreven: “De koning en een aantal adellijke personen gingen om acht uur 's avonds aan boord bij het paleis van Whitehall voor een tocht stroomopwaarts naar Chelsea. Op een andere boot bevonden zich vijftig muzikanten. De hele rivier zou vol hebben gelegen met boten en bootjes van mensen die het concert wilden meemaken. Koning George I was zo ingenomen met het werk dat hij het tijdens de tocht naar Chelsea en op de weg terug naar Whitehall nog drie keer liet herhalen.”


Een ode aan de Boheemse pracht

Niet de Theems, wel de Moldau speelt een hoofdrol in het symfonische gedicht Vltava van de Tsjechische componist Bedřich Smetana (1824-1884). In het werk verenigt hij zijn liefde voor zijn geboorteland met een nieuwe tendens in de romantische orkestmuziek: het beschrijven van een verhaal in muziek. Zo schetst elk deel uit de zesdelige cyclus Má Vlast (Mijn Vaderland) een aspect uit de natuur, folklore of geschiedenis van de Bohemen. De cyclus wordt nog zelden in zijn volledigheid uitgevoerd, maar het tweede deel Vltava weerklinkt regelmatig in de concertzaal.

Zelf omschreef Smetana de compositie als volgt: “Twee bronnen ontspringen in de schaduwen van een Boheems bos, één warm en onbeheerst, de andere koud en kalm. Terwijl ze door Boheemse valleien stromen, groeien ze tot een machtige rivier, die door dichte wouden vloeit terwijl de geluiden van de jacht dichterbij komen. Hij golft door groene weilanden, waar een bruiloft wordt gevierd met zang en dans. ’s Nachts zwieren de waternimfen in de spetterende golven. ­Kastelen worden weerspiegeld in het oppervlak van de rivier – getuigen van vervlogen dagen. De Moldau gaat langs stroomversnellingen en een waterval, waarna hij eindelijk richting Praag stroomt, door het historische Vyšehrad. Daar verdwijnt hij uit het zicht.”

Het hele tafereel laat zich perfect volgen in de muziek. Aan het begin beelden twee dwarsfluiten het ontspringen van de bronnen uit. Ze worden bijgetreden door steeds meer en lagere instrumenten, een teken dat de stroom breder en dieper wordt. Iets later luiden koperblazers het begin van de jacht bos in, en wat verderop weerklinkt dan weer een dans uit de boerenbruiloft. Na een plotse stroomversnelling - het orkest klinkt luid en dissonant - keert het eerste thema in alle plechtigheid terug. Praag is in zicht.

Een vleugje magie

Ook Paul Dukas (1865-1935) componeerde met L’apprenti sorcier: scherzo d’après une ballade de Goethe een symfonisch gedicht. Het werk vertelt het verhaal van een eigenzinnige tovenaarsleerling. Zodra zijn oude leermeester de deur uit is, betovert de jongeling een bezem om hem te helpen bij het vullen van het bad met water uit de rivier. Maar zijn plan loopt al snel uit de hand: de bezem weet van geen ophouden en vult het hele huis met water. De leerling herinnert zich niet meer hoe hij de bezem kan stoppen, hakt hem dan maar doormidden, en verdubbelt zo het probleem. Net wanneer hij onder een vloedgolf dreigt te bezwijken, keert zijn leermeester huiswaarts en verbreekt de betovering.

Het talent van Dukas als orkestrator komt in L’apprenti sorcier helemaal tot uiting. Hij benut het rijke palet aan klankkleuren van het orkest om het karakter van elk personage vorm te geven. Het beginthema effent met zijn mysterieuze sfeer al meteen het pad voor de introductie van de ongehoorzame bezem – gespeeld door de fagot. Niet veel later volgt een ijle melodie in de hoge strijkers: de magie doet haar intrede. De nog onbezorgde tovenaarsleerling weerklinkt dan weer in de houtblazers en het klokkenspel. Walt Disney viel als een blok voor de filmische kwaliteiten van het werk en vereeuwigde het in 1940, zo’n vijftig jaar na zijn ontstaan, in de tekenfilm Fantasia.

Walsen en polka’s

De Weense wals genoot niet altijd de populariteit die ze vandaag heeft, al zeker niet in de hogere kringen. Maar in een periode waarin de Weense wals als een “aansporing tot zondige passie” gezien werd, bracht Johann Strauss Sr. (1804-1849) het genre door een verfijnde orkestratie en kwalitatieve uitvoering vanuit de Weense kroegen in de bal- en concertzalen. Niet veel later ontpopte zijn zoon Strauss jr. zich tot de nieuwe walskoning: hij bracht de melodische en structurele mogelijkheden van het genre tot een hoogtepunt, en met zijn walsen, polka’s en marsen veroverde hij Europa en de Verenigde Staten. Strauss’ meest uitgevoerde werk is ongetwijfeld An der schönen blauen Donau. Vreemd genoeg kende deze wals in Wenen zelf geen succes. Maar tijdens een concert voor de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1889 werd het werk als toegift gespeeld, én toegejuicht.