Brussels Philharmonic | Scelsi Sound Magic

Scelsi Sound Magic

PROGRAMMATOELICHTING

geschreven door AURÉLIE WALSCHAERT

Giacinto Scelsi I Presagi (1958)
Tristan Murail Contes cruels (2007) pour 2 guitares électriques et petit orchestre
Giacinto Scelsi Natura Renovatur (1967)
Oren Ambarchi & Ilan Volkov Sous Vide (2022)

[bekijk alle toelichtingen]

-----

25.05.2024 FLAGEY

Hoe verenig je de wereld van een symfonisch orkest, een 19de-eeuwse machine, met die van experimentele en radicale muziek? Die vraag houdt dirigent Ilan Volkov al zijn hele carrière bezig. Vanuit die gedachte lanceerde hij in 2012 het Tectonics Festival, vandaag een van de meest toonaangevende en diverse vieringen van nieuwe muziek, met edities van Athene tot Adelaide. Hij brengt er zijn twee muzikale werelden samen, als twee tektonische platen die op elkaar botsen.

Ook de experimentele gitarist Oren Ambarchi (°1969) houdt ervan om schijnbare tegenpolen met elkaar te verweven. De Australiër maakt sinds de jaren ‘80 muziek in de meest uiteenlopende genres, van free jazz tot experimentele rock. De laatste jaren legt hij zich vooral toe op lange ensemblewerken waarin klanktexturen de tijd krijgen om zich te ontvouwen. Een proces dat zich ontwikkelde sinds de eerste samenwerking met Volkov in 2012.

Sindsdien verkennen Volkov en Ambarchi als partners in crime de grenzen van het symfonisch orkest. Vanavond creëren ze het improvisatiewerk Sous Vide, een werk dat ter plekke ontstaat. Het programma verrijken ze met werken van Giacinto Scelsi (1905-1988) en Tristan Murail (°1947), componisten die, net als Ambarchi, bekendstaan om hun experimentele en vernieuwende benadering van muziek. Klaar voor een volledig nieuwe luisterervaring?

Klank als sculptuur

‘Muziek kan niet bestaan zonder klank, maar klank kan wel bestaan zonder muziek. Klank lijkt dus belangrijker te zijn. Laat ons daarmee beginnen.’

– Giacinto Scelsi

De muziek van de Italiaanse componist Giacinto Scelsi werd pas eind jaren ’80, net voor zijn dood, voor het eerst live uitgevoerd en zo ontdekt. Ervan overtuigd dat elke luisteraar door een andere plaats en afstand tot een instrument dezelfde noot op een andere manier zou ervaren, vond Scelsi uitvoeringen overbodig. Bovendien zag hij zichzelf niet als componist en voelde hij er niets voor om bekend te zijn.

Een scharnierpunt in zijn oeuvre is I Presagi uit 1958, een werk voor blazers en percussie dat een voorbode is van zijn typerende stijl. Scelsi zag klank als een driedimensionale wereld, met naast de toonhoogte en -duur ook een diepte als derde dimensie. Het aantal toonhoogtes in dit werk is daarom bewust beperkt: alleen zo kan hij een toon tot op microtonaal niveau uitkleden. Via minimale wijzigingen in timbre en dynamiek en een hele reeks aan alternatieve speelwijzen zoals vibrato, trillers of het gebruik van sourdines, dringt hij door tot de diepe kern van elke klank. Een ander voorbeeld van die intuïtieve, soms bijna mystieke benadering is Natura Renovatur uit 1967. Hier zet Scelsi strijkers in om een basiskern, een korte muzikale figuur, zo’n twaalf minuten lang verder te ontleden.

Ook de Franse componist Tristan Murail zoekt de uitersten op van wat klank kan teweegbrengen. Als leerling van Olivier Messiaen en grote bewonderaar van Scelsi, is hij gefascineerd door de diepere lagen van een klank. Net als Scelsi gaat hij aan de slag met een beperkt aantal klanken, die hij in een gelaagde structuur de revue laat passeren. In zijn Contes cruels voegt hij elektrische gitaren toe aan de bezetting van het orkest en creëert hij zo een bevreemdende sound. De tweede gitaar is een kwarttoon hoger gestemd dan de eerste, en beide solo-instrumenten zijn verbonden aan ringmodulatoren om de klanken een breder harmonisch bereik te verlenen. De ene keer spelen ze als echte solisten, een andere keer stellen ze sonische modellen voor die geïmiteerd of becommentarieerd worden door het orkest.

Uitgerokken tijd

Ook Oren Ambarchi toont zich een grote fan van Scelsi. Hij deelt dezelfde bewondering voor de diepte van een klank en de manier waarop Scelsi erin slaagt om met een beperkt arsenaal aan klanken gedetailleerde en gelaagde composities te creëren. Verder ziet hij ook gelijkenissen met zijn manier van componeren: allebei vertrekken ze van improvisaties op een elektronisch instrument, om dat geluid vervolgens via tal van knoppen en pedalen te manipuleren. Het is dat proces dat Ambarchi, die zijn muziekcarrière als drummer begon, aanzette om zijn drumstel voor de gitaar te ruilen. Ambarchi staat bekend om zijn experimentele benadering van de gitaar, die hij eerder als geluidsgenerator dan als een conventioneel snaarinstrument gebruikt.

Sous vide, een knipoog naar de langzame kooktechniek waardoor smaken en texturen beter naar boven komen, weerspiegelt Ambarchi’s benadering van muziek. Het is een proces dat tijd vereist, en waarbij geluiden langzaam transformeren en evolueren. Sous vide wordt als het ware live op scène geïmproviseerd, zonder een echte partituur die klaar ligt:

‘Op basis van mijn klankenpalet en gitaarstemming hebben Ilan en ik een soort muziektaal en enkele cues voor het orkest uitgewerkt. Het wordt een uitwisseling tussen mezelf, Ilan en het orkest. Soms zal ik de leiding nemen, waarop Ilan het orkest laat reageren op wat ik doe. Soms zal het orkest louter ondersteunen. En afhankelijk van wat er dan gebeurt, reageer ik daar verder op, enzovoort.’

Een werk als dat van Ambarchi breekt resoluut met de traditionele rol van een symfonieorkest en biedt een uitdaging aan zowel de musici als het publiek. En dat is waar het Ambarchi om gaat:

‘Het is moeilijk te voorspellen hoe mensen zullen reageren, want elk orkest en elk publiek is anders. Ik heb met orkesten gewerkt die eerder een bekrompen visie hadden en er niet voor open stonden. Maar er waren evengoed muzikanten die het verfrissend vonden om zoiets te doen. Ik duw ze zachtjes uit hun comfort zone, maar sommigen staan te springen voor die uitdaging en waarderen het zelfs. De laatste keer dat we dit stuk in Athene speelden, was het publiek laaiend enthousiast. Door het improvisatie-element is de uitvoering een tikkeltje risicovoller dan een traditioneel concert. Daarom voelt het levendig aan, een beetje on the edge. Ik denk het publiek dat element van spanning oppikt. Het is helemaal anders dan naar een recital luisteren; je moet je oren spitsen en open staan voor die extra dimensie.’