Alleen steden met voldoende economische ruggengraat konden in de 19de eeuw galerijen met winkels vol luxegoederen bouwen – Brussel telt er zo maar liefst zeven, en in de kerstperiode wordt flaneren hier nog magischer, sfeervoller en gezelliger… > met e ...
[lees meer]
Alleen steden met voldoende economische ruggengraat konden in de 19de eeuw galerijen met winkels vol luxegoederen bouwen – Brussel telt er zo maar liefst zeven, en in de kerstperiode wordt flaneren hier nog magischer, sfeervoller en gezelliger…
> met een combi-ticket kan je na de wandeling genieten van het kerstconcert The Boy who Laughed at Santa Claus in Flagey
ism Korei Guided Tours
-----
In de 19de eeuw was het straatbeeld van Brussel nog verre van comfortabel. Straten waren ongeplaveid, modderig bij regen, en vol met afval en mest. Het was de industriële revolutie die steden niet alleen economische slagkracht gaf, maar ook ruimte voor verbeelding — en dus voor architectuur die bescherming, comfort én allure bood.
De overdekte galerij werd zo een nieuw stedelijk antwoord op een veranderende tijd. Onder elegante glazen overkappingen — gesteund door sierlijk gietijzer — ontstond een wereld waar licht vrij spel kreeg, winkels bloeiden, en het publiek beschutting vond tegen regen, wind en zon. Niet toevallig groeide tegelijk de middenstand, de mode-industrie en een compleet nieuwe stedelijke cultuur.
Overdag waren het vooral welgestelde dames uit de stedelijke bourgeoisie die er flaneerden langs etalages vol nieuwe stijlen. ’s Avonds werd het zachte gaslicht de achtergrond voor een ander leven: cafés, gokhuizen, absintdrinkers, artiesten — en, in de schaduw, ook prostitutie.
Tussen 1820 en 1880 verrezen in Brussel zeven van deze passages: de Muntgalerij, de Sint-Hubertusgalerijen, de Bortiergalerij, de Handelsgalerij, de Noorddoorgang, de Postgalerij en de Parlementsgalerij. Vaak waren het naamloze vennootschappen die de bouw op zich namen en deze passages subtiel in het historische weefsel van de stad integreerden.
Wat hen zo bijzonder maakt? Hun veelzijdigheid. Op het gelijkvloers vonden winkels hun plaats, op de verdiepingen erboven kwamen woningen. Het zijn letterlijk overdekte, bewoonde straten — een hybride ruimte tussen publiek en privé. De passage werd een voorloper van de moderne stad: open én beschut, commercieel én cultureel, praktisch én symbolisch.
Het was ook een ruimte van beleving. Hier verschenen de eerste projecties, vormen van amusement, beelden van een nieuwe tijd. En het was de plek waar een nieuw type stadsbewoner opdook: de flâneur — een wandelaar zonder haast, die observeert, meebeweegt, kijkt en geniet.
Vandaag zijn deze galerijen niet enkel erfgoed, maar nog steeds levende plekken. En in de kerstperiode, onder warme verlichting en in feestelijke sfeer, krijgt flaneren er opnieuw iets tijdloos.